Samenwerking in de jeugdzorg mag niet ten koste gaan van Deventer en democratie

De gemeenten nemen de jeugdzorg over van de rijksoverheid, die niet alleen minder geld meegaf, maar ook een samenwerkingsverplichting oplegde. Voor de gemeente Deventer betekent dat samenwerken met omliggende en veelal kleinere gemeenten. Daar zitten risico’s aan vast, waar de gemeente onvoldoende oog voor heeft, vindt VVD-raadslid Carmen Hunger. Ze ziet ook een democratische onvolkomenheid in de voorgestelde regeling van het samenwerkingsverband.

De bedoeling is, dat de samenwerkende gemeenten sterker staan bij het gezamenlijk inkopen van specialistische zorg. ‘Op zich is dat prima’, zegt Hunger, ‘maar we mogen de ogen niet sluiten voor de risico’s. Deventer heeft de zaken op dit moment voor elkaar, maar als dat in een andere gemeente niet zo is draaien wij er voor op. Met mogelijk verstrekkende financiële gevolgen. Dat gaat dan weer ten koste van onze eigen jeugd, waarvoor minder zorg beschikbaar komt. Het college stapt daar wel heel makkelijk overheen.’

Ook de manier waarop burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer de samenwerking handen en voeten willen geven baart Hunger zorgen: ‘We zijn voor een lichte vorm van samenwerking, waarbij wij zelf als gemeenteraad het beleid bepalen. Maar als de huidge plannen doorgaan heeft de raad nog maar weinig zeggenschap meer over waar het geld van de belastingbetaler aan wordt uitgegeven.’

Dat is zeer onwenselijk, vindt Hunger: ‘Het staat haaks op de democratische taken die een gemeenteraad heeft. Bovendien kunnen we onze wettelijk vastgelegde toezichthoudende rol niet vervullen. We worden op afstand gezet, hebben geen controle meer over de aan ons toevertrouwde zorg en kunnen niet ingrijpen als iets verkeerd gaat. Blijkt bijvoorbeeld dat jongeren tussen de wal en het schip dreigen te vallen, of lopen de wachtlijsten uit de hand, dan zijn we machteloos. Daarvoor heeft de kiezer ons niet gekozen. In een motie zal ik het college dan ook vragen deze onverstandige en ondemocratische weg niet in te slaan.’